Op 1 februari 2022 hield de BPL een webinar over werkdruk in de praktijk. Je kunt het hier terugkijken en onder de video de Q&A bekijken.
Veel plezier!
Q&A Webinar duurzame inzetbaarheid 1 februari 2022
Q: Worden er verschillen gezien tussen de verschillende diersoorten? Dus ervaren de collega’s van landbouwhuisdieren, paard of gezelschapsdieren de werkdruk op een andere manier?
A: Winand: Ja, die werden wel gezien in kleine mate, maar in algemene zin is de werkdruk toegenomen binnen elke sector. Deze cijfers zijn vanavond niet meegenomen in de presentatie, maar de verschillen lijken vooral te maken te hebben met de manier van werken. In de LH sector ben je vaak zelfstandig op pad, terwijl in een GD kliniek je met meerdere collega’s tegelijk staat te werken.
Q: Is er een verschil in leeftijd van de dierenartsen voor wat betreft de beleving van de toegenomen werkdruk? Dus zie je dat de jongere collega’s het anders ervaren dan de oudere dierenartsen?
A: Winand: Nee, leeftijd is niet meegenomen in het onderzoek. Wel het jaar van afstuderen.
Vervolg Q: In het onderzoek werd gezien dat de clinical directors de werkdruk als minder hard gestegen hebben ervaren. Meestal zijn de clinical directors de ervaren dierenartsen / de oudere garde, vandaar bovenstaande vraag.
Vervolg A: Winand: Dit zou een aanname kunnen zijn, die waarschijnlijk dicht bij de waarheid ligt. Het is heel plausibel om dit te denken, maar ik kan het niet bewijzen.
Danse: De clinical directors hebben over het algemeen veel meer invloed op hun werk en hun eigen agenda / de manier van organiseren.
Q: Er werden duidelijk verschillen gevonden in de toegenomen werkdruk en kwaliteit van diergeneeskundige zorg binnen de verschillende groepen (leidinggevenden, dierenartsen, paraveterinairen). Waar denk jij dat de belangrijkste verschillen vandaan komen?
A: Winand: Er spelen verschillende zaken een rol. Wat Danse hierboven genoemd heeft: een stukje autonomie speelt een belangrijke rol in de werkdruk, dus in hoeverre kan je zelf je agenda / werkbelasting bepalen. Daarnaast kunnen de dierenartsen in loondienst zich helemaal richten op de inhoud van het vak en de patiënt, dus die zijn minder belast met het management en financiële aspect. Daardoor hebben ze een ander beeld / standaard van de veterinaire zorg.
Danse: Ik heb ook het idee dat dierenartsen altijd heel streng zijn voor zichzelf en dan vind ik het wel een geruststellende gedachte dat de praktijkmanagers en paraveterinairen het dus wel mee vinden vallen wat betreft de daling van de kwaliteit van diergeneeskundige zorg.
Winand: Ja, hier zeg je iets heel belangrijks. Als je heel kritisch op jezelf bent en het graag perfect wil doen, dan ervaar je dit heel anders dan de eigenaar of de paraveterinair.
Q: Is het percentage van uitstroom 5 jaar na afstuderen significant verschillend?
A: Danse: Er is geen statistische toets op los gelaten, want we hebben te weinig mensen om hier een betrouwbare toets op los te kunnen laten. Deze cijfers zijn een indicatie van kleine aantallen. Er is wel getoetst of er een significant verschil tussen mannen en vrouwen gezien werd: dat werd er niet, maar de mannen waren wel ondervertegenwoordigd (feminisatie beroepsgroep). Ook is er gekeken of er verschil was tussen de verschillende diersoorten en het leek erop dat de uitstroom bij gezelschapsdierenartsen wat groter was, maar dat waren ook verreweg de grootste aantallen van de onderzoeksgroep. Dus de verhoudingen liggen eigenlijk te scheef om hier iets over te kunnen concluderen.
Q: Is iets bekend over de ZZP-ers? Ervaren zij het anders? Mogelijk ervaren zij meer werkplezier, omdat ze hun eigen planning kunnen maken? Of dat ze meer inbreng hebben in het soort werkzaamheden dat ze gaan uitvoeren?
A: Danse: Hier is niet naar gekeken, dus ik weet het niet. In zoveel detail is er niet naar gekeken. Ik denk dat er lage aantallen ZZP-ers waren in de onderzoeksgroepen. Het is inderdaad zo dat autonomie en zelf de regie in handen hebben gewoon veel meer werkplezier geeft. Een ZZP-er zijn is heel gunstig in een situatie waarin er een tekort op de arbeidsmarkt is, maar bij een overschot aan dierenartsen dan ben je ook weer minder blij als ZZP-er. Dus er spelen ook veel externe factoren een rol.
Q: In 2014 was het aantal praktijkverlaters 16% en in 20.. was het 24%. Kan jij dit verklaren?
A: Danse: Ik heb daar heel veel over zitten speculeren, maar ik zou het niet weten. 2010 was blijkbaar een heel goed jaar, want toen was de uitstroom slechts 10%. Wat je altijd mee moet nemen is de situatie op de arbeidsmarkt. Hoeveel werk was er te vinden? Wat was het salaris dat geboden werd in de praktijk? En was er werk te vinden in jouw vakgebied of moest je als paardenarts aan de slag in een GD praktijk?
Q: Aangezien diensten en dienstbelasting een belangrijk onderdeel is van de toegenomen werkdruk, wordt er vanuit de BPL nog wat geregeld over de indeling en vergoeding van deze diensten?
A: Anouk: De indeling van de diensten hebben wij natuurlijk weinig invloed op en wisselt enorm per praktijk. Sommige praktijken zijn onderdeel van een dienstenkring en hebben relatief weinig dienst, andere praktijken zijn zelf 24/7 beschikbaar en moeten al die diensten onder een paar dierenartsen verdeeld worden. Daarnaast is de dienstbelasting ook per praktijk heel verschillend. Soms wordt je slechts 3x gebeld en tijdens een andere dienst ben je de hele nacht keihard aan het werk. In de nieuwe veterinaire sector cao zijn studieafspraken gemaakt over de beloning van de dienstvergoeding. Dit betekent dat we hier nog verder in onderhandelen voor de volgende cao.
Danse: Er zijn natuurlijk ook andere mogelijkheden om de dienstbelasting te verlagen, bijvoorbeeld door de diensttelefoon te laten beantwoorden door een paraveterinair.
Winand: En wat ik nog interessant vind is dat de grotere ketens zogenaamde spoedklinieken hebben, waarbij de diensten uitbesteed en gecentraliseerd worden voor een hele regio.